zondag 19 april 2015

Mijn trapmodel

Aan de slag gegaan met de prestatiematrix en hieruit is mijn eerste trapmodel gerold (na wat brainstormen zijn de vorige modellen toch gedelete). Dit trapmodel heb ik maandag met Adriaan besproken en binnen het leerteam. Adriaan gaf toen aan dat ik beter de loopbaancompetenties kan verwerken in mijn trapmodel. Aan de slag dus met een nieuw trapmodel....

Loopbaanleren in de 21e eeuw; perspectief vanuit de leerling


http://www.fcbarcelona.nl/viewfile/homenews/3762/Vraagteken+denkende+smiley.JPGWeten, denken





http://i1103.photobucket.com/albums/g469/Lanonymus/Cancer%20Combat/duim.jpgSystematisch handelen


https://mariskamm.files.wordpress.com/2014/01/smiley.jpgCommuniceren
Wat moet ik weten?

1.      Je hebt kennis van de 5 loopbaancompetenties.
2.      Je hebt kennis van de MBO opleidingen.
3.      Je hebt kennis en inzicht in het gebruik van media technologie in de samenleving (mediawijsheid).
4.      Je weet het verschil tussen onderwijsleerdoelen en persoonlijke leerdoelen (competenties).
5.      Je kent de verschillen tussen de profielvakken en de keuzevakken.
6.      Je kent de mogelijkheden van stages binnen jouw opleiding.

Wat moet ik kunnen?

1.      Je kunt de 5 loopbaancompetenties toepassen binnen de gestelde leerdoelen.
2.      Je kunt verbanden leggen tussen de competenties en de MBO-opleiding.
3.      Je kunt gegevens en informatie over opleidingen en beroep digitaal opzoeken, bewerken en verwerken (ICT-bekwaamheid).
4.      Je kunt leerdoelen formuleren en opstellen.
5.      Je kunt een keuze maken tussen de profielvakken en de keuzevakken.
6.      Je kunt een stage-adres zoeken.

Hoe moet ik me gedragen?

1.      Je stelt je actief en leergierig op.
2.      Je bent kritisch over je eigen gedrag.
3.      Je toont je verantwoordelijk voor je handelen.
4.      Je besteedt zorg aan mensen en middelen.
5.      Je houdt je aan regels en afspraken.
6.      Je staat open voor opbouwende kritiek.

Wat moet ik kunnen bedenken, beredeneren?

1.      Je kunt leerpunten vertalen in de 5 competenties.
2.      Je kunt beredeneren welke competenties nodig zijn voor de MBO opleidingen.
3.      Je kunt bedenken welke media technologie je kunt gebruiken om informatie op te zoeken.
4.      Je kunt het proces van ontwikkeling van jezelf beschrijven en evalueren.
5.      Je kunt verbanden leggen tussen het leren binnen het profielvak en keuzevak en de ontwikkeling van competenties.
6.      Je kunt d.m.v. stages onderzoeken welke mogelijkheden binnen de beroepenwereld passen bij jouw competenties.
Wat moet ik volgens plan kunnen uitvoeren?

1.      Je kunt een planning maken om de leerdoelen en competenties te bereiken.
2.      Je kunt informatie opzoeken over MBO opleidingen en welke competenties er verwacht worden.
3.      Je kunt moderne media gebruiken om systematisch de informatie op te zoeken (methodisch handelen).
4.      Je kunt de leerdoelen zelf inplannen en hierin structuur aanbrengen.
5.      Je kunt een plan maken om op het juiste moment de keuze te maken voor een profielvak en keuzevak en de MBO-opleiding.
6.      Je kunt stage-activiteiten systematisch voorbereiden, uitvoeren en afronden.
Hoe moet ik samenwerken en omgaan met anderen?

1.      Je kunt feedback vragen, geven en ontvangen.
2.      Je kunt communiceren in woord en geschrift met anderen.
3.      Je kunt samenwerken in een groep.
4.      Je kunt contacten opbouwen en onderhouden (netwerken).
5.      Je kunt netwerken gebruiken voor informatie over studie en beroep.
6.      Je kunt social media gebruiken om informatie te verkrijgen.

Wat moet ik kunnen doen om te verbeteren?

1.      Je kunt reflecteren op je eigenschappen en bekwaamheden (kwaliteitenreflectie).
2.      Je kunt deze reflectie weergeven in een digitaal portfolio.
3.      Je kunt de leerdoelen bijstellen (zelfsturing).
4.      Je kunt reflecteren op jouw keuzes voor profielvak en keuzevak.
5.      Je kunt reflecteren op jouw stage.
Wat moet ik kunnen uitvoeren in de beroepspraktijk?

1.      Je kunt sturing geven aan je eigen loopbaanontwikkeling (zelfsturing).
2.      Je kunt de reflectie toepassen in de praktijksituatie op school en in de stage.
3.      Je kunt de leerdoelen toepassen in de beroepspraktijk.
4.      Je kunt jouw capaciteiten uitvoeren en ontwikkelen in de praktijk (capaciteitenreflectie).
5.      Je kunt een verband leggen tussen de beroepspraktijk op school en in de stage.
Hoe moet ik me kunnen verantwoorden?

1.      Je kunt verantwoording afleggen over je eigen handelen.
2.      Je kunt uitleggen hoe je jouw competenties gebruikt hebt.
3.      Je kunt d.m.v. het digitale portfolio aantonen dat de competenties bereikt zijn.




Loopbaanleren in de 21e eeuw; perspectief vanuit de coach/mentor


http://www.fcbarcelona.nl/viewfile/homenews/3762/Vraagteken+denkende+smiley.JPGWeten, denken





http://i1103.photobucket.com/albums/g469/Lanonymus/Cancer%20Combat/duim.jpgSystematisch handelen


https://mariskamm.files.wordpress.com/2014/01/smiley.jpgCommuniceren
Wat moet ik weten?

1.      Je hebt kennis en inzichten van coaching van leerlingen.
2.      Je hebt kennis van begrippen en methoden op het gebied van loopbaanleren.
3.      Je hebt kennis van de eindtermen binnen LOB.
4.      Je hebt kennis van de eindtermen van de profielvakken en keuzevakken.
5.      Je hebt kennis van de prestatiematrix.
6.      Je hebt kennis van het digitaal portfolio.
7.      Je hebt kennis en inzichten in de taken als coach/mentor.
Wat moet ik kunnen?

1.      Je kunt leerdoelen opstellen en toepassen.
2.      Je kunt gesprekstechnieken gebruiken.
3.      Je kunt coaching technieken gebruiken.
4.      Je kunt de ontwikkeling van het portfolio monitoren
Hoe moet ik me gedragen?

1.      Je informeert leerlingen op tijd.
2.      Je stimuleert de leerling in hun ontwikkeling van competenties.
3.      Je doet een beroep op de zelfsturing van de leerling.
4.      Je bent geïnteresseerd bij de ontwikkeling van de leerling.
5.      Je coacht vanuit een oplossingsgerichte benadering.
6.      Je bent betrouwbaar in het omgaan met gegevens van de leerling.
7.      Je staat open voor opbouwende kritiek.

Wat moet ik kunnen bedenken, beredeneren?

1.      Je kunt het leergedrag van studenten analyseren.
2.      Je kunt een ontwikkelplan voor het ontwikkelen van competenties opstellen voor de leerling.
3.      Je kunt de leerling ondersteunen bij de ontwikkeling van competenties.
4.      Je kunt leerlingen doorverwijzen naar 2e lijns begeleiding.
Wat moet ik volgens plan kunnen uitvoeren?

1.      Je kunt een reflectiegesprek met de leerling voorbereiden, uitvoeren en evalueren.
2.      Je kunt de ontwikkeling van competenties bij de leerling systematisch bewaken.

Hoe moet ik samenwerken en omgaan met anderen?

1.      Je kunt een veilige leeromgeving maken voor alle leerlingen.
2.      Je kunt feedback geven en ontvangen.
3.      Je kunt stimulerende gesprekken met de leerling voeren.
4.      Je neemt deel aan overleg met collega’s en 2e lijns begeleiding.

Wat moet ik kunnen doen om te verbeteren?

1.      Je kunt het resultaat van de begeleiding professioneel monitoren.
2.      Je kunt je sterke en zwakke punten op het gebied van coachen benoemen.
6.      Je volgt actief nieuwe onderwijskundige ontwikkelingen.
Wat moet ik kunnen uitvoeren in de beroepspraktijk?

1.      Je kunt leerlingen begeleiden volgens een bepaald systeem bij hun leer- en loopbaanontwikkeling.
2.      Je kunt leerlingen begeleiden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van de stage.

Hoe moet ik me kunnen verantwoorden?

1.      Je kunt je handelen als mentor/coach verantwoorden.
2.      Je kunt aangeven hoe je als coach te werk bent gegaan.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten