vrijdag 17 april 2015

trapmodel en herontwerp

Eerste trapmodel 17 april

Loopbaanleren in de 21e eeuw; perspectief vanuit de leerling


http://www.fcbarcelona.nl/viewfile/homenews/3762/Vraagteken+denkende+smiley.JPGWeten, denken





http://i1103.photobucket.com/albums/g469/Lanonymus/Cancer%20Combat/duim.jpgSystematisch handelen


https://mariskamm.files.wordpress.com/2014/01/smiley.jpgCommuniceren
Wat moet ik weten?

1.      Je hebt kennis van de 5 loopbaancompetenties.
2.      Je hebt kennis van de MBO opleidingen.
3.      Je hebt kennis en inzicht in het gebruik van media technologie in de samenleving (mediawijsheid).
4.      Je weet het verschil tussen onderwijsleerdoelen en persoonlijke leerdoelen (competenties).
5.      Je kent de verschillen tussen de profielvakken en de keuzevakken.

Wat moet ik kunnen?

1.      Je kunt de 5 loopbaancompetenties toepassen binnen de gestelde leerdoelen.
2.      Je kunt verbanden leggen tussen de competenties en de MBO-opleiding.
3.      Je kunt theoretische en praktische opdrachten volgens instructie uitvoeren.
4.      Je kunt theoretische en praktijk opdrachten digitaal opzoeken, bewerken en verwerken.
5.      Je kunt gegevens en informatie over opleidingen en beroep digitaal opzoeken, bewerken en verwerken (ICT-bekwaamheid).
6.      Je kunt verbanden leggen tussen de keuzevakken en de MBO opleidingen.

Hoe moet ik me gedragen?

1.      Je stelt je actief en leergierig op.
2.      Je bent kritisch over je eigen gedrag.
3.      Je toont je verantwoordelijk voor je handelen.
4.      Je besteedt zorg aan mensen en middelen.
5.      Je houdt je aan regels en afspraken.
6.      Je staat open voor opbouwende kritiek.

Wat moet ik kunnen bedenken, beredeneren?

1.      Je kunt leerpunten vertalen in competenties.
2.      Je kunt voor jezelf leerdoelen formuleren.
3.      Je kunt het proces van ontwikkeling van jezelf beschrijven en evalueren.
4.      Je kunt verbanden leggen tussen het leren binnen het profielvak en de ontwikkeling van competenties.
5.      Je kunt d.m.v. stages onderzoeken welke mogelijkheden binnen de beroepenwereld passen bij jouw competenties.
Wat moet ik volgens plan kunnen uitvoeren?

1.      Je kunt systematisch en verantwoord opdrachten uitvoeren op basis van een planning en volgens een bepaalde structuur (methodisch handelen).
2.      Je kunt de lesstof zelf inplannen en hierin structuur aanbrengen.
3.      Je kunt een tijdsplanning maken om de leerdoelen te bereiken.
4.      Je kunt een plan maken om op het juiste moment de keuze te maken voor een keuzevak.
5.      Je kunt stage-activiteiten systematisch voorbereiden, uitvoeren en afronden.
Hoe moet ik samenwerken en omgaan met anderen?

1.      Je kunt feedback vragen, geven en ontvangen.
2.      Je kunt communiceren in woord en geschrift met anderen.
3.      Je kunt samenwerken in een groep.
4.      Je kunt contacten opbouwen en onderhouden (netwerken).
5.      Je kunt netwerken gebruiken voor informatie over studie en beroep.
6.      Je kunt social media gebruiken om informatie te verkrijgen.

Wat moet ik kunnen doen om te verbeteren?

1.      Je kunt reflecteren op je eigenschappen en bekwaamheden (kwaliteitenreflectie)
2.      Je kunt deze reflectie weergeven in een digitaal portfolio.
3.      Je kunt de leerdoelen bijstellen (zelfsturing).
4.      Je ontwikkelt flexibiliteit.
Wat moet ik kunnen uitvoeren in de beroepspraktijk?

1.      Je kunt sturing geven aan je eigen loopbaanontwikkeling (zelfsturing).
2.      Je kunt de reflectie toepassen in de praktijksituatie op school en in de stage.
3.      Je kunt jouw capaciteiten uitvoeren en ontwikkelen in de praktijk (capaciteitenreflectie).
4.      Je kunt een verband leggen tussen de beroepspraktijk op school en in de stage.
Hoe moet ik me kunnen verantwoorden?

1.      Je kunt verantwoording afleggen over je eigen handelen.
2.      Je kunt uitleggen hoe je jouw competenties gebruikt hebt.
3.      Je kunt d.m.v. het digitale portfolio aantonen dat de competenties bereikt zijn.




Loopbaanleren in de 21e eeuw; perspectief vanuit de coach/mentor


http://www.fcbarcelona.nl/viewfile/homenews/3762/Vraagteken+denkende+smiley.JPGWeten, denken





http://i1103.photobucket.com/albums/g469/Lanonymus/Cancer%20Combat/duim.jpgSystematisch handelen


https://mariskamm.files.wordpress.com/2014/01/smiley.jpgCommuniceren
Wat moet ik weten?

1.      Je hebt kennis en inzichten van coaching van leerlingen.
2.      Je hebt kennis van begrippen en methoden op het gebied van loopbaanleren.
3.      Je hebt kennis van de eindtermen binnen LOB.
4.      Je hebt kennis van de eindtermen van de profielvakken en keuzevakken.
5.      Je hebt kennis van de prestatiematrix.
6.      Je hebt kennis van het digitaal portfolio.
7.      Je hebt kennis en inzichten in de taken als coach/mentor.
Wat moet ik kunnen?

1.      Je kunt leerdoelen opstellen en toepassen.
2.      Je kunt gesprekstechnieken gebruiken.
3.      Je kunt coaching technieken gebruiken.
4.      Je kunt de ontwikkeling van het portfolio monitoren
Hoe moet ik me gedragen?

1.      Je informeert leerlingen op tijd.
2.      Je stimuleert de leerling in hun ontwikkeling van competenties.
3.      Je doet een beroep op de zelfsturing van de leerling.
4.      Je bent geïnteresseerd bij de ontwikkeling van de leerling.
5.      Je coacht vanuit een oplossingsgerichte benadering.
6.      Je bent betrouwbaar in het omgaan met gegevens van de leerling.
7.      Je staat open voor opbouwende kritiek.

Wat moet ik kunnen bedenken, beredeneren?

1.      Je kunt het leergedrag van studenten analyseren.
2.      Je kunt een ontwikkelplan voor het ontwikkelen van competenties opstellen voor de leerling.
3.      Je kunt de leerling ondersteunen bij de ontwikkeling van competenties.
4.      Je kunt leerlingen doorverwijzen naar 2e lijns begeleiding.
Wat moet ik volgens plan kunnen uitvoeren?

1.      Je kunt een reflectiegesprek met de leerling voorbereiden, uitvoeren en evalueren.
2.      Je kunt de ontwikkeling van competenties bij de leerling systematisch bewaken.

Hoe moet ik samenwerken en omgaan met anderen?

1.      Je kunt een veilige leeromgeving maken voor alle leerlingen.
2.      Je kunt feedback geven en ontvangen.
3.      Je kunt stimulerende gesprekken met de leerling voeren.
4.      Je neemt deel aan overleg met collega’s en 2e lijns begeleiding.

Wat moet ik kunnen doen om te verbeteren?

1.      Je kunt het resultaat van de begeleiding professioneel monitoren.
2.      Je kunt je sterke en zwakke punten op het gebied van coachen benoemen.
5.      Je volgt actief nieuwe onderwijskundige ontwikkelingen.
Wat moet ik kunnen uitvoeren in de beroepspraktijk?

1.      Je kunt leerlingen begeleiden volgens een bepaald systeem bij hun leer- en loopbaanontwikkeling.
2.      Je kunt leerlingen begeleiden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van de stage.

Hoe moet ik me kunnen verantwoorden?

1.      Je kunt je handelen als mentor/coach verantwoorden.
2.      Je kunt aangeven hoe je als coach te werk bent gegaan.


Probleemanalyse
Leerlingen op het VMBO van het Connect College maken een keuze voor een loopbaan. Deze keuze staat centraal binnen LOB. Hiervoor organiseert de decaan informatieve activiteiten. Binnen het curriculum van het onderwijs staat de kennis centraal en LOB wordt niet benoemd. De mentor geeft informatieve LOB lessen in het mentoruur en voert voortgangsgesprekken met de leerling. Binnen de vernieuwing van het VMBO zal de school moeten aantonen hoe de leerling loopbaancompetenties verwerft. Het is belangrijk dat de leerling competenties ontwikkelt en zich bewust wordt van deze competenties om goed voorbereid te zijn op de veranderende arbeidsmarkt en een leven lang leren. Deze competenties zullen opgenomen moeten worden in het curriculum en reflectiegesprekken zullen gevoerd gaan worden om een verband te leggen met competenties en het toekomstig beroep. Er zal onderzocht moeten worden hoe de leeromgeving op een andere manier ingericht kan worden om competenties te verwerven. Bij de vernieuwing binnen het VMBO wordt LOB het vliegwiel in het curriculum. LOB is geen los onderdeel meer, maar wordt geïntegreerd in alle vakken aangeboden. Hierdoor ontwikkelt de leerling competenties, die nodig zijn voor keuzes in zijn loopbaan. Binnen het onderwijsherontwerp wordt een onderwijsplan geschreven voor LOB, welke vertaald kan worden naar alle profielvakken en keuzevakken. Dit plan is het kader waar vanuit het LOB als leerdoelen in de les verwerkt wordt.

Korte curriculumanalyse LOB VMBO klas 3 en 4
De leerdoelen van LOB worden in grote lijnen omschreven in het LOB beleidsplan, zoals vermeld op de site www.vernieuwingvmbo.nl. Op schoolniveau zijn deze doelen nog niet omschreven. De leerinhouden liggen nog niet vast en zijn nog niet ontwikkeld, omdat de leerdoelen nog niet omschreven zijn. Er is geen visie vastgelegd over LOB (vernieuwing beroepsgerichte vakken) binnen de school. De docenten zijn in werkgroepen bezig om de leerinhouden van de profielvakken en keuzevakken te ontwikkelen. De verantwoordelijk van LOB ligt bij de decaan en de teamleider. De docenten zijn in afwachting van de nieuwe methodes van de uitgevers, zodat ze een leidraad hebben hoe ze de lessen vorm dienen te gaan geven. LOB wordt getoetst in een loopbaandossier en hiermee geeft de leerling aan of er aan de loopbaancompetenties gewerkt is in de bovenbouw. De huidige brugklasleerling krijgen te  maken krijgen met de vernieuwing binnen het VMBO en het vernieuwde LOB programma (eindexamenjaar 2018). 

http://www.grijpdebuitenkans.nl/wp-content/uploads/2011/03/Untitled4.png

LOB binnen een krachtige leeromgeving (samenvatting van de paper)
Kuijpers et al. (2006) leggen een positief verband tussen het verloop van de loopbaan en de ontwikkeling van loopcompetenties. De leerling heeft de volgende loopbaancompetenties nodig om tot loopbaanleren te komen; capaciteitenreflectie, motievenreflectie, opleiding- en werkexploratie, loopbaansturing en netwerken (Kuijpers et. al, 2006). Uit literatuuronderzoek is gebleken dat het verwerven van deze loopbaancompetenties gebeurt binnen een krachtige leeromgeving (Meijers & Kuijpers, 2012). Dit is een leeromgeving welke bestaat uit real-life werkervaring, de dialoog aangaan met de leerling en de leerling zelf keuzes laten maken. De real-life werkervaring bestaat uit authentiek leren op school en in de vorm van stages. Volgens Ritzen (2003) is het leren het meest effectief in de beroepsomgeving zelf. De dialoog zorgt ervoor dat de leerling bewust is van zijn competenties en deze verder kan ontwikkelen (Meijers & Kuijpers, 2011). Het is belangrijk dat de leerling inspraak heeft in het leerproces en kan participeren in een loopbaan oriënterende dialoog (Meijers & Kuijpers, 2011). Bij de dialoog is het belangrijk dat deze stimulerend en activerend is (Meijers & Kuijpers, 2011). Het is daarbij belangrijk dat de dialoog een loopbaan georiënteerde inhoud heeft en de leerling ook zelf inspraak heeft (Mittendorff et al., 2010). Om de leerling meer zelfsturend te maken in hun loopbaan worden eigen keuzes gemaakt (Luken, 2008). Authentiek en zelfsturend leren zijn onderdelen van competentiegericht onderwijs. Competentiegericht onderwijs zorgt voor de verbinding tussen het ontwikkelen van competenties en keuzes maken binnen de loopbaan (Bruijn et al., 2005). Binnen de 5 loopbaancompetenties draagt het voeren van loopbaangesprekken met de leerling en de verbinding maken met het toekomstig beroep bij aan de capaciteitenreflectie, motievenreflectie en netwerken. Loopbaansturing wordt bereikt door LOB. Het informeren van leerlingen over de mogelijkheden van opleidingen en werk zorgt voor de bewustwording en loopbaanplanning (Arrington, 2000). Opleidings- en werkexploratie vindt eveneens plaats door LOB en door het authentiek leren en de stages.

Vertaalslag naar het herontwerp
De 5 loopbaancompetenties worden benoemd binnen de vernieuwing van het VMBO.
Zelfsturing en reflectie
Zelfsturing vormt de centrale competentie, de paraplu van alle loopbaancompetenties. Zelfsturend handelen refereert aan zelfbepaling en verantwoordelijk zijn. De leerling heeft hiervoor zelfdiscipline, flexibiliteit en reflectief vermogen nodig. De rol van de docent vraagt een verschuiving naar een coachende rol, waarbij het accent komt te liggen op het stellen van vragen in plaats van antwoorden geven. Het geven van feedback is hierbij een begeleidingsinstrument en geen eindtoets. Feedback geeft leerlingen inzicht in hun aanpak en manier van werken. Reflecteren en feedback geven wordt een onderdeel van de les en is geen losstaand onderdeel. Een aantal keren per jaar kan een reflectief gesprek gevoerd worden, gericht op de ontwikkeling met hieraan gekoppeld een leeradvies.
Capaciteitenreflectie
Dit geeft weer wat een leerling kan leren. De leerling ontwikkelt capaciteiten en kan, door middel van reflectie, deze capaciteiten benoemen.
Motievenreflectie
De leerling gaat op zoek naar het doen/focus van de opleiding. Hij spiegelt zich aan anderen en ontdekt wat hij wil. Hij doet ervaringen op en evalueert deze ervaringen.
Netwerken
De leerling maakt gebruik van de contacten binnen familie, vrienden en legt nieuwe contacten door middel van stage. Hij gebruikt social media als netwerk.
Werkexploratie
De leerling kan zelfstandig kennis verwerven over studie en beroep. De manier van zoeken staat centraal en hierbij gebruikt hij zijn ICT vaardigheden.

Leercyclus LOB
De leerling leert de competenties binnen LOB volgens een doorlopend leerproces. De geplande en uitgevoerde activiteiten worden geëvalueerd en nabesproken met de coach en vanuit die inzichten worden volgende activiteiten bapaalt. Hierdoor ontstaat een cyclische reeks van ontwikkeling van competenties die een proces zichtbaar maken, waarin de leerling zich bevindt.
http://3.bp.blogspot.com/-n5qw5GhDOB8/UgS4Crh35DI/AAAAAAAAACg/eFM5zr2E7Ag/s1600/PDCA.jpg
Plannen (plan): De leerling maakt een planning aan welke competenties hij gaat werken en hoe hij dat gaat doen. Dit zijn de persoonlijke leerdoelen van de leerling. Dit wordt besproken met zijn coach/mentor.
Uitvoeren (do): De leerling gaat werken aan de competenties en gaat hiervoor bewijzen verzamelen en legt deze vast in een leerbiografie. Dit alles onder voortdurende begeleiding van zijn coach/mentor.
Reflecteren (check): De leerling kijkt terug op zijn leerproces. Welke competenties zijn behaald of zijn ontwikkeld. Is het proces goed verlopen of juist niet? Zijn de bewijzen verzameld? De leerling bereidt een gesprek hierover voor met de coach/mentor.
Verder-leren (act): De coach/mentor gaat een dialoog aan met de leerling over zijn ontwikkeling van de competenties. Het proces wordt besproken en nieuwe leerdoelen worden vastgelegd.

Leerbiografie:
Een leerbiografie is een persoonlijke beschrijving van iemand leerervaringen, kwaliteiten, ambities en toekomstverwachtingen in relatie tot studie en beroep. Deze leerbiografie wordt digitaal verwerkt in het leerlingvolgsysteem van Magister.

Prestatiematrix als taxonomie
Een taxonomie is een samenstelling van leerdoelen, waarbij de onderlinge relatie wordt weergegeven. De prestatiematrix is een taxonomisch instrument om de leerdoelen te beschrijven en dient als onderlegger voor het handelen. In de prestatiematrix wordt gevraagd om het formuleren van samenhangende leerdoelen en ordent deze naar 3 niveaus: reproductief handelen, productief handelen en zelfsturende handelen. Deze 3 categorieën worden gecombineerd met drie bekwaamheidsniveau’s; cognitief-reflectief, vakmatig-methodisch en sociaal-communicatief. Hierdoor ontstaan 9 bekwaamheden die vertaald kunnen worden in leerdoelen.


Cognitief-reflectief
Vakmatig-methodisch
Sociaal-communicatief
Reproductief handelen
Kennisbewust handelen
Taakgericht handelen
Normbewust handelen
Productief handelen
Cognitief handelen
Planmatig handelen
Interactief handelen
Zelfsturend handelen
Metacognitief handelen
Procesmatig handelen
Ethisch handelen

Voor gebruik voor de leerling is deze vertaald naar een matrix voor de studenten.


Weten, denken
Systematisch handelen
Communiceren
Reproductief handelen
Wat moet ik weten, begrijpen?
Wat moet ik kunnen?
Hoe moet ik me gedragen?
Productief handelen
Wat moet ik kunnen bedenken, redeneren?
Wat moet ik volgens plan kunnen uitvoeren?
Hoe moet ik samenwerken of omgaan met anderen?
Zelfsturend handelen
Wat moet ik kunnen doen om te verbeteren?
Wat moet ik kunnen uitvoeren in de beroepspraktijk?
Hoe moet ik me kunnen verantwoorden?











Geen opmerkingen:

Een reactie posten